Spreekwoorden van een bierdrinker

  1. Morgenstond heeft een kater in de mond.
  2. Als je hoort hoe het klokje thuis tikt, zit je niet in de kroeg.
  3. Wie een kuil graaft voor een ander krijgt dorst.
  4. Als ma van huis is, komt het bier op tafel.
  5. Eén biertje maakt nog geen dronkenschap.
  6. Beter één biertje in de hand dan tien op de grond.
  7. De kater in de pot vinden.
  8. Waar gedronken wordt vallen druppels.
  9. Het Bier niet opdrinken voor het getapt is.
  10. Hoe meer biertjes, hoe meer vreugd.
  11. Oost west, dorst gelest.
  12. Zoals het tapje thuis tapt, tapt het nergens.
  13. Joost mag het drinken.
  14. Als het bier gedronken is, sluit men de tap.
  15. De glazen horen klinken, maar niet weten waar de tap is.
  16. Er zit een addertje onder mijn glas.
  17. Een pilsje in een zak kopen.
  18. In ieder glas past een pilsje.
  19. Wie Amstel zegt moet ook bier zeggen.
  20. Alleen voor bier komt de aap uit m'n mouw.
  21. In de kroeg gelogeerd zijn.
  22. Iemand een biertje van eigen tap geven.
  23. Hoge glazen vangen veel bier.
  24. Men moet geen dode biertjes uit de tap halen.
  25. Ze praten over glazen en pullen.
  26. Dat is geen zuivere pils.
  27. Kleine pulletjes hebben grote oren.
  28. Bier om bier, malt om malt.
  29. Het bier wordt nooit zo koud gedronken als het getapt wordt.
  30. Met een krat bier in huis vallen.
  31. Een ezel drinkt niet twee keer van dezelfde malt.
  32. Met z'n neus in de schuimkraag vallen.
  33. Zelfs de beste drinker verslikt zich wel eens.
  34. Het beste pilsje uit de kelder halen.
  35. Bier heelt alle wonden.
  36. Een pilsje in de kraag vatten.
  37. Bier naar de tap dragen.
  38. Bier maakt de man.
  39. Bier verzoet de arbeid.
  40. De pils uit de tap kijken.
  41. Eens gedronken blijft gedronken.
  42. Hij heeft te diep in het glas gekeken.
  43. Een goed café om de hoek is beter dan een verre brouwerij.
  44. Al het goede komt uit de tap.
  45. Eigen tap is goud waard.
  46. Het is niet alleen bier wat er getapt wordt.
  47. Roet in het bier gooien.
  48. De beste zuiplappen zitten thuis.
  49. Men drinkt het bier nooit ver van de tap.
  50. Hij groeit op voor galg en krat.
  51. Wie het bier niet kent, drinkt het niet.
  52. Wie het laatst drinkt, lacht het beste.
  53. Nu heb je de pinten aan het dansen.
  54. Bier goed, al goed.
  55. Op de verkeerde kruk gezet worden.
  56. Wie het bier lust drinkt het op.
  57. Alle wegen leiden naar de kroeg.
  58. Bier maakt meer goed dan vrouwen kapot kunnen maken.
  59. Zo dom als een maltdrinker.
  60. Het schip verging met man en bier.
  61. Bier maakt blind.
  62. Naast de tap zuipen.
  63. Als twee zuiplappen vechten om een pint, gaat de derde ermee vandoor.
  64. Te land, ter zee en in de kroeg.
  65. Beter een half flesje dan een leeg glas.
  66. Kleine biertjes geven grote katers.
  67. Het bier is bij de buren altijd bruiner.
  68. Voor glas en tap opstaan.
  69. Aan het eind van elke regenboog staat een glas bier.
  70. Beter een pens van het zuipen dan een bult van het werken.
  71. Zo slecht als evenementenbier.
  72. Beter Heineken, dan Grolsch.
  73. Iemand blij maken met een dood biertje.
  74. Eerst gedronken en dan gedacht heeft menigeen veel lol gebracht.
  75. Geen bier, geen plezier.